Keuvel (sluitermuts) © Wilma Kapoen HOEKSCHE ZAKEN 127 VERGETEN BEROEPEN MUTSENMAAKSTER De vrouwen uit de Hoeksche Waard in klederdracht waren in het verleden te herkennen aan hun speciale mutsen. Het kostuum, bestaande uit een lijf en een rok, volgde de algemeen heersende mode. Halverwege de negentiende eeuw droegen de vrouwen hier ook hoepelrokken of stalen crinolines. DIRK-JAN LIST MUSEUM HOEKSCHE WAARD Maar aan de fraaie mutsen was te zien dat deze vrouwen van de Zuid-Hollandse eilanden kwamen. In de Hoeksche Waard droegen vrouwen in klederdracht op de zondagen naar de kerk en op feestdagen de krullenmuts of keuvel. De naam krullenmuts is afgeleid van het smalle hoofd- of oorijzer met opvallende krullen, conisch gewonden metaaldraad. Rijke vrouwen hadden gouden krullen. Vrouwen die minder bedeeld waren droegen krullen van koper of verguld koper. Halverwege de negentiende eeuw was het kortstondig mode dat vrouwen bellen aan hun krullen droegen. De muts werd met twee gouden spelden aan het ijzer bevestigd. Enkele vrouwen specialiseerden zich in het maken, wassen en stijven van de decoratieve krullenmutsen. Het model van de krullenmuts bestond in principe uit een bol van geborduurde tule, die met twee koordjes aan de achterzijde werd ingehaald en zo passend voor het hoofd werd gemaakt. Rondom de bol zette de mutsenmaakster een brede en sterk gerimpelde strook tule. De rechte zoom werkte ze af met een strook kant. Hoe rijker de vrouw was, des te breder was het op de hand gekloste kant. Grofweg varieerde de breedte van het kant tussen de 5 en 15 cm. De ondermutsen van zwarte wollen stof lieten de decoratieve bol mooi uitkomen. Naarmate de decennia verstreken, werden de ijzers en mutsen anders gedragen. Zoals in de Scheveningse dracht gebeurde met de boeken (decoratieve ovale versieringen), zo schoven in de Hoeksche Waard de krullen rond 1900 omhoog. Halverwege de negentiende eeuw stonden de krullen op ooghoogte. Aan het begin van de twintigste eeuw droegen de vrouwen de krullen hoog op het voorhoofd. Hierdoor moest de voorzijde van de strook horizontaal tussen de krullen uitstaan. Hiervoor naaiden de mutsenmaaksters een fijn ‘karkas’ van dun metaaldraad aan de binnenzijde van de muts. Tijdens perioden van rouw werden de keuvels met kant vervangen door speciale rouwmutsen van ondoorzichtig katoen, zonder kant. Thuis en tijdens het werk droegen de vrouwen een eenvoudige gehaakte muts. MUSEUM HOEKSCHE WAARD www.museumhw.nl
RkJQdWJsaXNoZXIy ODM1NjU=